Regionale en lokale energietransitie
Laatst gewijzigd op:

De regionale invulling van het energie- en klimaatbeleid vraagt om haalbare plannen. De verschillen tussen de energieregio’s leiden tot verschillende invullingen van de regionale doelstellingen voor hernieuwbare elektriciteit. Ruimtelijke aspecten spelen een grote rol bij de besluitvorming over de transitie naar een duurzaam energiesysteem. Bij de verduurzaming van gebouwen moet rekening worden gehouden met lokale variatie, terwijl de elektrificatie van transport en warmtevoorziening grote invloed heeft op de inrichting van het lokale energiesysteem. Een integrale aanpak van de regionale energietransitie voorkomt onnodige vertraging. Systeemdenken is de basis voor een oplossing.
Nationale klimaatambities worden mede bepaald door Europees beleid en regelgeving (Parijs, Fit for 55 package). In Nederland is het Klimaatakkoord leidend voor de doelstellingen van de sectoren industrie, gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw/visserij en de energiesector. Dit heeft geleid tot een verzameling aan opdelingen, programma’s en plannen (RES, CES, PIDI, MIEK, NAL, TVW, WUP, II3050, PES, WIP om er maar een paar te noemen).
Beleid en scenario’s
Hoe verder we inzoomen op regionaal en lokaal niveau, hoe concreter de vragen worden. Ambities moeten op dit niveau vertaald worden naar één of meerdere mogelijkheden voor implementatie. Directe belanghebbenden zijn daarbij betrokken: lokale overheden, netbeheerders, lokale energiebedrijven en de (klein)verbruiker. Vragen die hierbij van belang zijn, gaan onder andere over haalbaarheid (financieel, technisch, sociaal, juridisch en ruimtelijk) en de economische haalbaarheid.
Ruimtelijk gezien spelen vragen over de locatie of het gebied waar de fysieke onderdelen moeten komen, bijvoorbeeld voor de opwek van energie in de vorm van wind en zon. Ruimte is een schaars goed en dat zorgt al snel voor een complexe interactie tussen ruimtelijke ordening, energie-infrastructuren en aangesloten partijen. Omdat een regio altijd een onderdeel is van een groter systeem bestaan er bovendien afhankelijkheden. Een integrale benadering van het vraagstuk is daarom extra belangrijk. Besluitvorming over de implementatie van de energietransitie in deze setting is afhankelijk van wat er buiten de regio gaat gebeuren en is daarmee een complex integraal vraagstuk geworden.
In het klimaatakkoord is de ambitie neergezet 35TWh aan grootschalige productie van wind en zon op land te realiseren. Nederland is verdeeld in 30 energieregio’s die de plannen voor deze productie per regio in kaart brengen in de vorm van regionale energiestrategieën (RES). In 2021 zijn de eerste versies van de strategieën per regio gepubliceerd. In volgende versies die de komende jaren beschikbaar komen, zal meer aandacht worden besteed aan de samenhang met de vraag naar energie in de regio.
Elke regio heeft zijn eigen kenmerken en daarmee is de invulling van wind en zon ook verschillend. Zowel in economische zin als in verband met systeeminpassing en ruimtelijke en landschappelijke inpassing is het niet optimaal om elke regio generieke doelen op te leggen, zoals bijvoorbeeld een percentage hernieuwbaar voor het regionaal elektriciteitsverbruik, klimaatneutraliteit of energieneutraliteit. Het Klimaatakkoord hanteert dan ook geen vaste doelen per regio, maar ook geen geoptimaliseerde verdeling.
De meeste regio’s kiezen voor een relatief groot aandeel zon vanwege de landschappelijke effecten. Windmolens zijn onder de bevolking (nog) minder populair dan zonneparken . Sommige regio’s zijn dunbevolkt en kunnen meer produceren dan er lokaal nodig is. Het aandeel grote industrie varieert sterk van regio tot regio en is vaak geconcentreerd rond havengebieden of in grondstofrijke gebieden, zoals de mijnstreek in Limburg. Lokaliteit speelt dan ook een belangrijke rol in de uiteindelijke inpassing van duurzame opwek, zeker in combinatie met de vraag en beschikbare infrastructuur. In het vervolg van het RES-proces zal gekeken worden naar de combinatie van de vraag naar energie en de ruimtelijke ordening.
Industrie
Nog niet zo heel lang geleden was er niet veel discussie over het energiesysteem . Wat betreft zichtbaarheid waren vooral de bovengrondse hoogspanningsleidingen opvallend; elektriciteitscentrales hebben per geproduceerde hoeveelheid elektriciteit niet veel oppervlak nodig. Wind– en zonne-energie vergen echter een zichtbaar oppervlak. Daarmee wordt de besluitvorming over ruimtelijke inpassing van de energietransitie op regionaal niveau en hele andere dan vroeger.
De beschikbaarheid van fysieke ruimte en de daarmee gepaard gaande landschappelijke kwaliteit vormt nu een belangrijk aspect van besluitvorming. De verschillende niveaus van besluitvorming spelen ook nog mee. Bijvoorbeeld: besluitvorming over de verdeling van wind (en zon) in de regio’s is onderdeel van de regionale energiestrategieën (RES 1.0). Voor delen van het energiesysteem die van nationaal belang zijn geldt de Rijkscoördinatieregeling, zoals bijvoorbeeld voor windparken van meer dan 100MW. Het programma energie hoofdinfrastructuren (PEH, ministerie van Economische Zaken en Klimaat) verkent welke onderdelen onder deze regeling vallen en is het instrument voor de ruimtelijke ordening op nationale schaal. En dat heeft ook weer zijn invloed op de regionale schaal.
Naast het doel uit het Klimaatakkoord voor hernieuwbare elektriciteit is er het doel voor het verduurzamen van gebouwde omgeving. In 2030 moeten al 1,5 miljoen bestaande woningen zijn verduurzaamd. In de Regionale Structuur Warmte, onderdeel van de RES, wordt op bovengemeentelijk niveau inzicht gegeven over het beschikbare warmteaanbod en de warmtevraag .
Gebouwde omgeving
Bij verwarming van gebouwen is de variatie nog fijnmaziger dan bij de opwekking van hernieuwbare elektriciteit; voor verwarming kunnen de beste oplossingen per wijk en zelfs per gebouw verschillen. Er zijn veel opties voor de verduurzaming van de warmtevoorziening van gebouwen die elk geschikt zijn in bepaalde omstandigheden. Nabij restwarmtebronnen lijken hoge–temperatuur warmtenetten geschikt voor oudere wijken met hoge isolatiekosten, al zal dat op termijn verduurzaming van de warmtelevering vragen met bijvoorbeeld biomassaketels of warmte-krachtkoppeling (WKK) geschikt voor gas en biobrandstoffen. Voor nieuwbouw en goed te isoleren wijken kan elektrificatie met (hybride) warmtepompen uitkomst bieden, maar mogelijk ook lage–temperatuur warmtenetten met restwarmte van datacenters of aquathermie. Voor oude stadscentra bieden naar verwachting (beperkt beschikbare) vormen van hernieuwbaar gas een kostenefficiënt alternatief. In de buitengebieden kunnen pelletketels nog uitkomst bieden.
De gemeenten spelen een belangrijke rol in de verduurzaming van woningen door bewoners bij het proces te betrekken. Door het voornemen om het gebruik van aardgas af te bouwen en de plannen in het Klimaatakkoord voor een warmtetransitie komt er een nieuwe vorm van verduurzaming aan die gevolgen zal hebben in de woningen van mensen zelf. Elke gemeente zal in 2021 een transitievisie warmte (TVW) opstellen waarin per wijk of buurt is aangegeven hoe deze transitie zal gaan verlopen. De gemeenten krijgen hierbij hulp van het experticecentrum warmte (ECW) die door middel van de Leidraad heeft bepaald welke opties voor de warmtevoorziening per wijk of buurt mogelijk zijn.
Deze opgave vergt een zorgvuldige aanpak. De kosten zijn een belangrijk punt, net als het “gedoe” dat komt kijken bij de werkzaamheden die nodig zijn om van het aardgas af te komen. Het betrekken van de bewoners bij het proces kan helpen bij de acceptatie van de noodzakelijke veranderingen. Gegeven het belang van lokale inpassing en draagvlak is deze coördinatie in de warmtetransitie aan de gemeenten toebedeeld. Lees hier meer over bij het thema participatie. Voor concrete invulling, zie ook de tools over dit onderwerp.
Buurtwarmtewijzer
Om de klimaatdoelstellingen te halen zal het wagenpark in Nederland de uitstoot naar beneden moeten brengen. Elektrische auto’s zijn een onderdeel van de oplossing. Door de opkomst en de regionale spreiding van de elektrische auto ontstaat er een heel ander gebruik van het elektriciteitssysteem op lokale schaal. Laadpalen bij huis of publiek aan de straat zorgt voor veel extra vraag op het netwerk. Dat stelt de netbeheerder voor een grote uitdaging, want daarvoor is het netwerk niet ontworpen waardoor tekorten aan capaciteit kunnen ontstaan. Hetzelfde geldt voor de warmtevoorziening met warmtepompen in de gebouwde omgeving.
Elektrificatie van auto’s en verwarming bieden een alternatief voor brandstof en gas, wat allemaal ten laste komt van het elektriciteitssysteem. Hierdoor kan schaarste ontstaan op het netwerk, wat betekent dat uitbreidingen nodig zijn. Dit probleem is al urgent, de elektrificatie zit in een stroomversnelling. De vraag is of de nodige uitbreidingen in de pas gaan lopen met de elektrificatie. Vrijwel onvermijdelijk zijn er slimmere oplossingen nodig waarbij het laden (of ontladen) van auto’s juist kan bijdragen aan het efficiënt gebruiken van het bestaande systeem, en warmtepompen slim genoeg zijn om niet allemaal tegelijk aan te gaan.
Een sectorale aanpak met separate plannen voor de gebouwde omgeving, mobiliteit, industrie en de energiesector lopen het risico besluitvorming in de weg te staan. De grootste gemene deler is dat ze allemaal gebruikers zijn van het energiesysteem . Wanneer er schaarste is, zoals bijvoorbeeld in transportcapaciteit, dan zal er afgestemd moeten worden. Net zoiets geldt op verschillende schalen: op nationaal niveau kan beleid invloed hebben op het regionale en lokale niveau en andersom. Op regionale schaal bestaan bovendien meer overwegingen die een rol spelen bij de besluitvorming.
Naast economische, sociale en technische overwegingen is de impact op de ruimte een belangrijke overweging. Ruimte is schaars en niet alleen bedoeld voor ons energiesysteem. Overwegingen en afwegingen vinden op alle schalen plaats in Nederland. Het is belangrijk dat besluitvormingsprocessen in verschillende sectoren en over verschillende bestuurlijke schalen beter op elkaar afgestemd worden. Dit leidt tot een efficiëntere inrichting van het energiesysteem en voorkomt onnodige vertraging in de energietransitie . Het systeemdenken speelt een belangrijke rol richting een oplossing.