Biobrandstoffen

Laatst gewijzigd op:

Dit overzicht is onderdeel van een groter overzicht van de effecten van zeven duurzame energietechnologieën in de energietransitie en de effecten daarvan op de biodiversiteit. In het menu hiernaast kunt u doorklikken naar de toelichting op de hoofdpagina en andere technologieën.

Klik hier voor het onderliggende onderzoeksrapport

Biomassa voor biobrandstoffen komt uit gewassen, bomen en planten en dierlijke producten. De technieken hiervoor staan in de kinderschoenen. De belangrijkste biobrandstoffen zijn op dit moment de benzinevervanger ethanol, de dieselvervanger biodiesel, de kerosinevervanger bio-kerosine en de aardgasvervanger hernieuwbaar gas. Bio-kerosine en hernieuwbaar gas worden momenteel nog maar beperkt ingezet. De opschaling van technologie voor productie van geavanceerde biobrandstoffen vraagt om een helder, meerjarig en consequent overheidsbeleid waar bedrijfsleven en wetenschap op inspelen. De SER (2020) geeft aan dat de toekomst van biomassagrondstoffen ligt bij de hoogwaardige inzet ervan als grondstof voor de chemie en materialen. De inzet van biomassagrondstoffen voor laagwaardig gebruik, in het bijzonder voor verwarming van gebouwen, wordt afgeraden.

Biobrandstoffen zullen preferent ingezet worden in marktsegmenten waar elektrificatie (nog) niet mogelijk is. Biobrandstof is bijvoorbeeld voorlopig nodig bij zwaar transport (recent wordt steeds duidelijker dat het lange afstandstransport over de weg sneller en verdergaand geëlektrificeerd zal gaan worden: Transportenvironment.org) en voor de lucht- en scheepvaart. Elektrische vrachtwagens of synthetische kerosine gemaakt uit duurzame energie en CO2 zijn er nog niet. Biobrandstoffen zijn bijzonder geschikt voor lucht- en scheepvaart, omdat deze, net als fossiele en synthetische brandstoffen, een hoge energiedichtheid hebben. Biomassagrondstoffen uit Annex IX B van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (met name gebruikte oliën en vetten) kunnen hier een overbruggingsoplossing zijn. In het SER-advies ‘Biomassa in balans’ wordt benadrukt dat een zorgvuldige, snelle ombouw essentieel is en het tempo van deze ombouw omhoog moet.

Impact biobrandstoffen op biodiversiteit

Productie

  • De productie van biomassa vergt (verandering van) landgebruik en kan daarmee een effect hebben op de biodiversiteitswaarde.
  • Indien landbouwgrond in gebruik wordt genomen voor de teelt van biomassa kan de oorspronkelijke landbouwproductie naar elders verplaatsen ten koste van gebieden die eerder een andere functie hadden.
  • Biomassateelt kan leiden tot CO2-uitstoot door de verandering van landgebruik.
  • Biomassateelt kan leiden tot emissies naar lucht, bodem en water.

Constructie

  • Infrastructuur en bouwactiviteiten voor de constructie en transport van energietechnologieën vergen een bepaalde mate van landgebruik.
  • Afhankelijk van de energiebron kan het energiegebruik voor transport en constructie leiden tot CO2-emissies.
  • Afhankelijk van de energiebron kan het energiegebruik voor transport en constructie leiden tot emissies naar lucht, bodem en water.

Gebruik

  • Bij de verbranding van biobrandstoffen in een brandstofmotor komt CO2 vrij, die (deels) in het voortraject is gecompenseerd.
  • Bij de verbranding van biobrandstoffen in een brandstofmotor komen vervuilende stoffen vrij, waaronder NOx en roetdeeltjes.

Samenvatting

De inzet van biomassa voor biobrandstoffen heeft geleid tot veel maatschappelijke en wetenschappelijke discussie. Voorstanders benadrukken dat biobrandstoffen in mobiliteit bijdragen aan CO2-reductie, omdat zij redeneren dat de bij de verbranding uitgestoten CO2 kan worden gecompenseerd met nieuwe bomen en planten. Tegenstanders vrezen dat inzet van biomassa onvermijdelijk ook leidt tot een verdergaande aantasting van de biodiversiteit en zij zetten vraagtekens bij de mate van CO2-reductie.

Het belang van de duurzaamheidsaspecten, waaronder natuur en biodiversiteit, wordt breed onderschreven, maar er zijn verschillen van inzicht in hoeverre aantasting van de biodiversiteit kan worden vermeden. De impact van biobrandstoffen op de biodiversiteit – en de maatschappelijke en wetenschappelijke discussie daarover – wordt in zeer belangrijke mate bepaald door het type en de herkomst van de gebruikte biomassa.

Biomassateelt kan op twee manieren leiden tot extra CO2-uitstoot en verlies van biodiversiteit:

  • Direct: wanneer nieuw landbouwgebied ontgonnen wordt, ten koste van bijvoorbeeld bos, voor de teelt van biomassagrondstoffen.
  • Indirect: wanneer bestaande landbouwgrond wordt gebruikt voor teelt van biomassagrondstoffen, terwijl tegelijkertijd de oorspronkelijke landbouwfunctie verschuift naar nieuw ontgonnen (natuur)gebieden elders.

Om deze negatieve effecten op biodiversiteit te beperken moeten biobrandstoffen voldoen aan een duurzaamheidssysteem dat is erkend door de Europese Commissie. Ondanks deze EU-wetgeving acht onder andere het PBL (2020) verlies van biodiversiteit door gebruik van biomassa een reëel risico. Veel van de biogrondstoffen met de laagste biodiversiteitsimpact zijn (nog) moeilijk om te zetten in biobrandstoffen. Dit vergt nog R&D en opschaling.

Vervolgonderzoek biobrandstoffen en biodiversiteit

De onderzoekvragen zijn geformuleerd in het licht van twee factoren. De eerste factor is de verwachte sterk groeiende vraag naar biobrandstoffen met name in scheep- en luchtvaart. De tweede factor is de beperkte wereldwijde beschikbaarheid van duurzame biomassa grondstoffen; Nederland mag daar geen onevenredig groot beslag op leggen. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvragen, die bijdragen aan vermindering van impact op biodiversiteit:

  • Beperking van (de toekomstige groei van) inzet van biobrandstoffen door:
    • het stimuleren van onderzoek naar E-fuels en versnelde implementatie daarvan als vervanger van biobrandstoffen (voor bestaande aandrijflijnen met verbrandingsmotor);
    • onderzoek, ontwikkeling en opschaling van nieuwe aandrijftechnologieën en distributie van bijbehorende energiedragers die de toekomstige inzet van biobrandstof kunnen vervangen. Dit betekent maximale elektrificatie aangevuld met waterstof en daarnaast voor scheepvaart ook ammoniak.
  • Maximaliseren van de inzet van de meest geavanceerde en zo duurzaam mogelijke biobrandstoffen. In het bijzonder door onderzoek naar en opschaling van technologieën om brandstof te maken uit grondstoffen van de REDII Bijlage IX-A. Het gaat hierbij om “uitdagende” grondstoffen van vooral hout- en grasachtige origine;
  • Het verder verbeteren van certificeringssystemen en bijbehorende controle voor duurzaamheid van biomassa;
  • Het nauwkeurig monitoren van de gevolgen van een toenemend biomassagebruik en daarbij een zorgvuldige afweging blijven maken tussen vermindering van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Hierbij aansluitend concludeert de SER dat het essentieel is dat continue verbetering onderdeel moet uitmaken van het verduurzamingsproces op het gebied van biomassa.

Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van de laatste updates op Energy.nl?

Nieuwsbrief(Vereist)
Meer informatie