Draagvlak voor klimaatbeleid: wat willen burgers (niet)?
Laatst gewijzigd op:
Draagvlak staat voor de mate van steun voor (overheids)ingrijpen. Recente studies naar draagvlak laten zien dat er over het algemeen veel draagvlak is voor beleidsmaatregelen en het klimaatbeleid. Onder andere de (gepercipieerde) effectiviteit van een maatregel en de mate waarin de burger zelf geraakt wordt door het klimaatbeleid heeft effect op het draagvlak. Door beleid aan te passen en te communiceren over afwegingen kan het draagvlak worden vergroot. Er is verder onderzoek nodig naar de concrete toepassing van ‘eerlijkheid’ in klimaatbeleid.
Luister ook de podcast ‘De energietransitie uitgelegd’ over burgerparticipatie.
Maatregelen om de energietransitie
Het is belangrijk om het draagvlak voor energiemaatregelen te meten, om zo maatschappelijke onrust of weerstand te voorkomen. Inzicht in de mate van draagvlak voor verschillende beleidsmaatregelen kan meewegen bij politieke beslissingen om maatregelen wel of niet in te voeren. Vaak is het doel hierbij om maatschappelijke onrust of weerstand te voorkomen.
Het draagvlak kan op verschillende manieren worden gemeten: via vragenlijsten, via de methode van Participatieve Waarde Evaluatie (interactieve vragenlijsten waarbij mensen op de stoel van beleidsmaker worden gezet) en via vragenlijsten waarbij respondenten tussendoor geïnformeerd worden. In deze studies is te zien dat er voor veel beleidsmaatregelen draagvlak is, zolang het aan een aantal voorwaarden voldoet. Twee belangrijke voorwaarden voor veel mensen blijkt te zijn dat beleid eerlijk is verdeeld en dat er ook beleid wordt ingevoerd dat is gericht op het verduurzamen van de industrie. Dit geldt ook wanneer het gaat om het invoeren van een persoonlijk carbon budget. Voor het industrieel afvangen en de opslag van CO2 is het draagvlak wisselend. Er leven bij mensen met name zorgen over het lekken van CO. Draagvlak voor een CO2-budget voor consumenten
Over bepaalde onderwerpen, zoals minder consumeren, is nog niet onderzocht wat het draagvlak is. Niet voor alle klimaatmaatregelen weten we wat het draagvlak is onder Nederlanders. Maatregelen die bijvoorbeeld gaan over minder consumeren, zoals een verbod op reclame of een kortere werkweek, zijn nog niet opgenomen in draagvlakstudies. Daarnaast weten we niet wat het draagvlak is voor verschillende varianten van beleid die mogelijk zijn voor dezelfde maatregelen. Een voorbeeld is een kilometerheffing die op verschillende manieren kan worden ingericht.
Ondanks dat er voor klimaatbeleid
Er zijn verschillende factoren die eraan bijdragen of mensen maatregelen wel of niet steunen: denken ze dat het beleid effectief is, in welke mate denken zij hier zelf door geraakt te worden, en denken ze dat het eerlijk is? (bron: Broecks et al.). Over dat laatste punt: het zou ook kunnen dat mensen beleid als meer effectief gaan zien, wanneer zij het beleid aantrekkelijker vinden.
Voorwaarden voor de invoering van beleid die de grote middengroep (75%) noemt zijn (bron: TU Delft):
- Klimaatmaatregelen die de persoonlijke levenssfeer van burgers direct raken zijn pas acceptabel als andere maatregelen zichtbaar maximaal zijn toegepast en de overheid een streng beleid voert tegen grote vervuilende sectoren. Maatregelen die hierbij passen zijn: “Aanscherping CO2-heffing industrie” en “Verhogen van de vliegbelasting”. Maatregelen die de levenssfeer niet direct raken zijn: “Stimuleren van isolatie van woningen”, “Verlenging subsidie elektrisch rijden”, “Meer subsidie afname CO2-uitstoot industrie” en “Meer windmolens op zee”. Ook “Zonnepanelen op daken” werd genoemd.
- Bescherm lage inkomens en voorkom dat de kloof tussen arm en rijk groter wordt (zie ook energiearmoede). Energiearmoede
- De vervuiler moet betalen (zowel bedrijven als burgers).
- De baten van een maatregel moeten hoger zijn dan de kosten en er mag geen beter alternatief zijn.
Overheden kunnen draagvlak vergroten door het beleid aan te passen, zodat het zo eerlijk en effectief mogelijk is, en zo weinig mogelijk last veroorzaakt in het leven van burgers. Een belasting op vlees kan bijvoorbeeld zo worden ingestoken dat de opbrengsten van deze belasting worden verdeeld over de bevolking. Er kan ook gekozen worden voor een andere vorm van eerlijkheid: opbrengsten worden gestoken in het verbeteren van dierenwelzijn of het goedkoper maken van biologisch geproduceerd vlees (of ander voedsel). Het is nog niet precies duidelijk wat werkt, en de meningen verschillen ook tussen burgers (bron: TU Delft).
De overheid zal daarbij altijd een afweging moeten maken tussen verschillende belangen. Deze afweging is niet altijd duidelijk voor burgers. Burgers hebben vaak minder informatie over de kwestie en zijn er minder mee bezig geweest. Daarnaast kan er door (sociale) media een bepaald narratief ontstaan over een kwestie, waardoor het meer genuanceerde en meer complexe verhaal niet gehoord wordt door burgers. Bijvoorbeeld over wat de industrie al doet aan verduurzaming. Daarom is onder andere recentelijk verkend of het introduceren van een burgerberaad een goed idee zou zijn. Ook andere vormen van burgerparticipatie, waarbij burgers kunnen meepraten en meebeslissen, kunnen het draagvlak vergroten (zie participatie). Daarnaast zal goede communicatie via meerdere kanalen nodig zijn om verschillende groepen burgers te bereiken.
Burgerberaad
Zoals genoemd is eerlijkheid een belangrijke voorwaarde voor draagvlak. Inmiddels is er een redelijk idee van wat mensen onder “eerlijkheid” of “rechtvaardigheid” verstaan, maar is het nog onduidelijk hoe dit concreet toegepast kan worden om (combinaties van) maatregelen vorm te geven.
Een andere kennisvraag gaat over het informeren van mensen. Wanneer we vragen of mensen bepaald beleid zien zitten, vraagt dat heel wat van mensen. Mensen moeten de maatregel begrijpen en de gevolgen kunnen overzien. De vraag is hoe je mensen hierbij kunt helpen. Er zijn al methoden om draagvlak te onderzoeken waarbij ook informatie wordt gegeven (bron: CATO-2) (bron: TU Delft). Een voordeel van informerende methoden is dat je niet te maken krijgt met zogenaamde “pseudo meningen”: meningen waar iemand vrijwel geen tijd aan heeft besteed (bron: Bishop et al.). Een nadeel hiervan is dat het invullen van een vragenlijst (veel) meer tijd kost. Daarnaast reflecteren de uitkomsten wellicht niet meer de opinie van de gemiddelde (minder geïnformeerde) Nederlander.