Aardgas, kolen en olie
Laatst gewijzigd op:

Fossiele brandstoffen zijn nog steeds dominant in het energiesysteem. Het terugdringen van de CO₂-uitstoot door fossiele brandstoffen is in veel landen een belangrijke beleidsdoelstelling. Het is echter niet waarschijnlijk dat fossiele brandstoffen snel zullen verdwijnen bij een versnelde energietransitie. Door de negatieve effecten van de winning van aardgas in Groningen wil de regering het aardgasverbruik uit dat veld zo snel mogelijk beëindigen. Daarvoor zijn ingrijpende veranderingen nodig en zullen nieuwe bronnen aangewend moeten worden. Wereldwijd neemt het gebruik van aardgas toe, deels gedreven door de beschikbaarheid van LNG. Vraag en aanbod van aardgas hangen sterk samen met geopolitiek.
Fossiele brandstoffen – met name kolen, olie en aardgas – worden gebruikt voor elektriciteit, voor warmte (in industriële productieprocessen en ruimteverwarming in gebouwen) en voor transport. Ook dienen ze als grondstof voor verschillende producten zoals chemicaliën, plastics en staal. Fossiele brandstoffen waren, en zijn nog steeds, cruciaal voor het energiesysteem.
Primair energieverbruik wereldwijd
Dit figuur laat in twee cirkeldiagrammen de energiemix van de wereld zien in 2000 en 2019. Het aandeel hernieuwbare energie in de wereld is van 2000 tot 2019 gestegen van 3% naar 5%. Het aandeel aardgas, kolen en olie is in die tijdspanne gestegen van 80% (bestaande uit 37% olie, 23%kolen en 20% aardgas) naar 81% (bestaande uit 31% olie, 27% kolen en 23% aardgas). De stijging van het aandeel fossiele brandstoffen komt onder andere door een afname in nucleaire energie (van 7% in 2000 naaar 5% in 2019) (bron: IEA, bewerking door TNO).
Primair energieverbruik EU
Dit figuur laat in twee cirkeldiagrammen de energiemix van Europa zien in 2000 en 2019. Het aandeel hernieuwbare energie in Europa is van 2000 tot 2019 gestegen van 7% naar 17%. Het aandeel aardgas, kolen en olie is in die tijdspanne gedaald van 78% (bestaande uit 38% olie, 19% kolen en 21% aardgas) naar 69% (bestaande uit 33% olie, 12% kolen en 24% aardgas) (bron: Eurostat, bewerking door TNO).
De sectoren transport en chemie zijn de grootste verbruikers van olie en lijken moeilijk over te kunnen schakelen naar alternatieven. Terwijl het aandeel van kernenergie in de energiemix enigszins is afgenomen, neemt het aandeel van hernieuwbare energiebronnen wereldwijd, in Europa en ook in Nederland gestaag toe.
Transport
Verbranding van fossiele brandstoffen is de grootste bron van uitstoot die bijdraagt aan het door de menselijke activiteiten versterkte broeikaseffect. Er zijn grote verschillen in emissiefactoren tussen de verschillende fossiele brandstoffen. Steenkool stoot de meeste CO2 uit per eenheid energie, gevolgd door olie (ongeveer een derde lager dan steenkool) en aardgas (met ongeveer de helft van de uitstoot van steenkool). In verschillende landen zien we een verschuiving van kolen en olie naar aardgas als een manier om de uitstoot van broeikasgassen
Tegelijkertijd is er een toenemend gebruik van goedkope steenkool, vooral in opkomende economieën. Aardgas verontreinigt ook de lucht een stuk minder dan steenkool. In internationaal perspectief kan de inzet van aardgas ter vervanging van hout bij het koken ontbossing voorkomen en een belangrijke stap vooruit zijn in termen van zowel gezondheidsproblemen als klimaatproblematiek. Dit maakt dat het gebruik van aardgas als fossiele energie vanuit milieu-oogpunt niet eenduidig goed of slecht is.
Extractie en verbranding van fossiele brandstoffen leiden ook tot andere emissies die schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu, zoals stikstofoxides, zwaveldioxide, fijnstof en toxische metalen zoals arsenicum, cadmium en kwik. Om negatieve effecten van klimaatverandering tegen te gaan, zijn overheden over de hele wereld nu bezig met inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen
CO₂-opslag en -hergebruik
De geleidelijke afbouw van fossiele brandstoffen brengt vele uitdagingen met zich mee, met name vanwege de sterke afhankelijkheid van veel economieën over de hele wereld van deze brandstoffen. Het wereldwijde investeringsklimaat voor verdere ontginning van fossiele brandstoffen verandert wel snel.
Enerzijds houden investeerders en de financiële sector nauwlettend de trends in de gaten die van invloed zijn op de snelheid en vorm van de wereldwijde energietransitie.
Sinds de vondst van het eerste aardgasveld in Slochteren in 1959 en de productie eruit sinds 1963, werden de meeste huizen en industrie in Nederland in hoog tempo aangesloten op het aardgas. Naast de productie van laagcalorisch gas uit het grote Groninger gasveld, wordt er ook nog hoogcalorisch aardgas gewonnen op andere locaties in Nederland en vanuit het Nederlandse deel van de Noordzee. De aardgasbaten uit de gaswinning zijn een belangrijke bron van inkomsten voor de Nederlandse overheid. Ook zijn er installaties die het hoogcalorisch gas kunnen omzetten naar laagcalorisch gas door middel van stikstofbijmenging. De gasbedrijven hebben de mogelijkheid om reserves aan gas ondergronds op te slaan om die snel beschikbaar te hebben tijdens piekvragen, bijvoorbeeld tijdens een koude winter.
In de afgelopen paar jaar is er veel publieke onrust ontstaan door de schade aan gebouwen als gevolg van aardbevingen die worden veroorzaakt door de winning van aardgas in Groningen. Dit heeft zijn weerklank gevonden in de nationale politiek. Als gevolg daarvan heeft de overheid besloten dat de gaswinning in Groningen versneld afgebouwd moet worden en in 2023 ten einde moet lopen.
Aan de andere kant kan de afname van het gebruik van fossiele brandstoffen leiden tot negatieve effecten. Zo kan het een rem op de economische groei veroorzaken. Ook de prijzen voor elektriciteit kunnen stijgen door nieuwe investeringen die nodig zijn om het aandeel fossiele brandstoffen in de elektriciteitsmix te vervangen door alternatieve energiebronnen. De verwachting is echter dat elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen op de middellange termijn concurrerend of zelfs goedkoper gaat worden dan productie uit fossiele bronnen. Een ander gevolg van een geleidelijke afbouw van fossiele technologie is het verlies van werkgelegenheid in op fossiele brandstoffen gebaseerde sectoren, waaronder mijnbouw in sommige regio’s. Mensen in deze sectoren kunnen zich verzetten tegen maatregelen die hun sector bedreigen. In hoeverre deze werkgelegenheid gecompenseerd kan worden door de hernieuwbare energie-industrie, valt nog te bezien.
Sinds de vondst van het eerste aardgasveld in Slochteren in 1959 en de productie eruit sinds 1963, werden de meeste huizen en industrie in Nederland in hoog tempo aangesloten op het aardgas. Naast de productie van laagcalorisch gas uit het grote Groninger gasveld, wordt er ook nog hoogcalorisch aardgas gewonnen op andere locaties in Nederland en vanuit het Nederlandse deel van de Noordzee. De aardgasbaten uit de gaswinning zijn een belangrijke bron van inkomsten voor de Nederlandse overheid. Ook zijn er installaties die het hoogcalorisch gas kunnen omzetten naar laagcalorisch gas door middel van stikstofbijmenging. De gasbedrijven hebben de mogelijkheid om reserves aan gas ondergronds op te slaan om die snel beschikbaar te hebben tijdens piekvragen, bijvoorbeeld tijdens een koude winter.
In de afgelopen paar jaar is er veel publieke onrust ontstaan door de schade aan gebouwen als gevolg van aardbevingen die worden veroorzaakt door de winning van aardgas in Groningen. Dit heeft zijn weerklank gevonden in de nationale politiek. Als gevolg daarvan heeft de overheid besloten dat de gaswinning in Groningen versneld afgebouwd moet worden en in 2023 ten einde moet lopen.
Stoppen met het gebruik van gas uit Groningen betekent een ingrijpende verandering in het Nederlandse energiesysteem.
Nederland is door de uitbouw van de eigen gasinfrastructuur ook een belangrijk doorvoerland van aardgas, en recent van LNG, geworden. Vanaf het begin van de gaswinning trad Nederland op als een exporteur van laagcalorisch gas, met name naar de buurlanden België, Duitsland en Frankrijk. Sinds 2018 is Nederland veranderd van een netto-exporteur naar een netto-importeur van aardgas, inclusief doorvoer. Recent is daar ook LNG bijgekomen, maar aangezien Nederland geen eigen LNG-productiefaciliteiten heeft, dient het als doorvoerland van het deel wat niet wordt omgezet naar gas.
Zonder bijkomend overheidsingrijpen is de verwachting dat het binnenlands aardgasverbruik slechts geleidelijk zal afnemen. Om aan de binnenlandse vraag te voldoen zal meer en meer gas geïmporteerd moeten worden.
Onderstaande figuur geeft de Nederlandse aardgasbalans weer sinds 1960, inclusief een doorkijk naar 2040 op basis van de laatste Klimaat- en Energieverkenning (KEV2021).

Dit figuur geeft de Nederlandse aardgasbalans weer sinds 1960, inclusief een doorkijk naar 2040 op basis van de laatste Klimaat- en Energieverkenning. Het aantal miljard Nm3 wordt uitgeplitst naar: productie uit Groningen, netto invoer LNG, productie uit andere bronnen, binnenlands verbruik, uitvoer en invoer. Vanaf 2023, wanneer de gaswinning in Groningen ten einde zal lopen is een duidelijk stijging van invoer, en daling van uitvoer te zien, evenals een daling van het binnenlands verbruik.
Voor een overstap naar “van het gas af” zullen alternatieve bronnen aangewend moeten worden, iets wat met name in de industrie en de gebouwde omgeving een uitdaging is. Voor de inzet van aardgas als grondstof in de industrie kan in sommige gevallen en in de toekomst groene waterstof als vervanger optreden. Voor een deel kan het huishoudelijk gebruik van aardgas vervangen worden door elektriciteit met behulp van bijvoorbeeld warmtepompen en inductieplaten. Ook kunnen stadsverwarming, geothermie en warmte-koude opslag een rol spelen in de verwarming van huizen. Voor al deze oplossingen zijn wel substantiële aanpassingen in de infrastructuur nodig om te kunnen omschakelen.
Waterstof
Geothermie
De Europese (EU27) consumptie van aardgas neemt in het recente Referentie Scenario
De wereldwijde consumptie van aardgas blijft voorlopig toenemen. Zo voorspelt bijvoorbeeld de ‘World Energy Outlook 2021” van het IEA een toename in aardgasgebruik van jaarlijks 4000 miljard in 2020 naar 5113 miljard kubieke meter in 2050. Dit wordt gedreven door de blijvende beschikbaarheid van aardgas, al dan niet in de vorm van LNG en van schaliegas. Pas in vergaande klimaatscenario’s daalt de vraag naar gas, en dus ook productie, tegen 2050. De toenemende vraag naar aardgas in met name China, het Midden-Oosten en Afrika is samen goed voor ongeveer de helft van de toenemende vraag in 2030 en 2050 in het referentiescenario. De wereldwijde aardgasmarkt laat dan ook een groeiende internationale handel zien, omdat de huidige en toekomstige aardgasproductie in Rusland, het Midden-Oosten en Afrika groter is en blijft dan hun eigen vraag.
Tegelijkertijd neemt de productie in Noordwest-Europa al jaren af. De productie in het Verenigd Koninkrijk bereikte kort na de eeuwwisseling haar piek en inmiddels laat ook de productie in Nederland een sterk dalende trend zien. De Noorse productie loopt nog op, maar zal naar huidige inzichten voor 2030 haar piek bereiken. Er wordt vanuit Europa dan ook ingezet op de verdere ontwikkeling van gasinfrastructuur met pijpleidingen vanuit Rusland en voor LNG.

Dit figuur laat de historische aardgaspasproductie (in miljard m3) zien voor de wereld, en drie doorkijken naar de jaren 2030 en 2050 voor vaststaand beleid, voorgenomen beleid en duurzame ontwikkeling. Het gas is opgesplitst in conventioneel gas, vast gas, schaliegas, methaan
Historisch laten aardgasprijzen een sterke koppeling met aardolieprijzen zien, vanwege de gebruikelijke aardolie-indexatie in langetermijncontracten. De aardgasmarkt in de Verenigde Staten vormt hier een uitzondering op. Door grootschalige exploitatie van lokaal schaliegas liggen aardgasprijzen in deze regio gewoonlijk lager. Voor Europa mag verwacht worden dat de koppeling met olieprijzen zich voort kan zetten, hoewel gas steeds meer als een afzonderlijk handelsproduct wordt gezien. Na een decennium van prijsdalingen lijkt hier anno 2021 een stijgende trend te zijn ingezet.
Door de toenemende importafhankelijkheid van Europa veranderen geopolitieke verhoudingen en kunnen leveringszekerheidsrisico’s en marktprijzen toenemen. Ook Nederland zal hier steeds meer mee te maken krijgen nu het eind aan de winning in Groningen in zicht komt. Zie ook De energietransitie
Primair energieverbruik Nederland
bron: CBS (bewerking TNO)
Dit figuur laat in twee cirkeldiagrammen het primaire energieverbruik van Nederland in 2000 en 2020 zien. Het primaire energieverbruik in Nederland in 2000 was 3146 PJ en bestond voor 47% uit aardgas, 37% uit olie, en 10% uit kolen. Het primaire energieverbruik in Nederland in 2020 was 2937 PJ en bestond voor 45% uit aardgas, 37% uit olie, en 6% uit kolen (bron: CBS, bewerking door TNO).