Om de klimaatdoelen te halen is beleid nodig. Daarbij wordt uitgegaan van de definities voor emissieboekhouding van het IPCC (Integovernmental Panel on Climate Change), wat onder andere betekent dat alleen emissies op het Nederlandse grondgebied meetellen voor het nationale doel en de emissies van de internationale lucht- en scheepvaart vooralsnog niet. Omdat zo’n 80 procent van de broeikasgasemissies in Nederland wordt veroorzaakt door energiegebruik (berekend m.b.v. het National Inventory Report), richt een groot deel van het beleid zich op energie. Het merendeel van de overige broeikasgasemissies, zoals lachgas , methaan en fluorhoudende gassen, wordt veroorzaakt door niet-energetische emissies in de industrie, de landbouw, airco’s en koelkasten, waarvoor klimaatbeleid dus ook van belang is.
De omvang van het energiegebruik hangt af van de hoeveelheid energie-gebruikende activiteiten, de manier waarop die activiteiten worden uitgevoerd, hoe efficiënt die activiteiten met energie omgaan, hoeveel CO2-vrije en fossiele energiedragers daarvoor gebruikt worden en wat de CO2-emissiefactor is van de fossiele energiedragers. Door beïnvloeding van de keuzes en beslissingen van burgers en bedrijven met energie- en klimaatbeleid probeert de overheid effect te hebben op al deze aspecten. Hierbij moet nog steed s rekening worden gehouden met de relevante “klassieke” voorwaarden waaraan de energievoorziening moet voldoen: betrouwbaarheid (leveringszekerheid), betaalbaarheid en duurzaamheid. Daar is veiligheid later aan toegevoegd. Daarbij kan worden gedacht aan het voorkomen van aardbevingen door gaswinning, vervuilende emissies en inbraken in computersystemen van energiebedrijven. De effecten van beleid op de economie, ruimtegebruik en werkgelegenheid spelen ook een belangrijke rol. De voorwaarden voor de energievoorziening kunnen met elkaar conflicteren. Bovendien kan het belang dat aan elk van de voorwaarden wordt toegekend in de loop der tijd veranderen. Het is aan de politiek daar een afweging in te maken.