Met de herziening van de RED III heeft Nederland vanuit Europa een doelstelling voor de groei van het gebruik van hernieuwbare energie voor warmte gekregen. De doelstellingen vereisen een jaarlijkse toename van het aandeel hernieuwbare energie voor warmte van minstens 0,8 procentpunten in de periode 2021-2025 en 1,1 procentpunten in de periode 2026-2030 ten opzichte van 2020. De lidstaten hebben de keuze om res twarmte en elektrificatie mee te tellen bij het aandeel hernieuwbare warmte. De doelstelling wordt dan verhoogd met de helft van de bijdrage van res twarmte en elektrificatie. Nederland heeft die keuze nog niet gemaakt.
Daarbovenop streeft iedere lidstaat naar een indicatieve extra toename van het aandeel hernieuwbare warmte en koude zoals vermeld in Annex IA van de RED III. Voor Nederland gaat dat om 1,1 procentpunt per jaar in de periode 2021-2025 en 0,8 procentpunt per jaar in de periode 2026-2030, zodat de totale streefwaarde voor de jaarlijkse groei 1,9 procentpunt per jaar is in beide periodes.
Om te onderzoeken of Nederland met het huidige beleid de jaarlijkse toename van het aandeel hernieuwbare energie voor warmte zou halen, analyseerde TNO cijfers van het CBS en raming en voor 2025 en 2030 uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 (KEV 2024).
Bereikbaarheid doelstelling
De verplichte RED III-doelstelling voor de toename van hernieuwbare warmte wordt met het huidige beleid alleen gehaald wanneer hernieuwbare koude, restwarmte en elektrificatie worden meegenomen in de berekeningen. Zonder deze componenten stijgt het aandeel hernieuwbare warmte van 8,1% in 2020 naar 11,4% in 2025 en 16,6% in 2030, wat resulteert in jaarlijkse toenames van 0,7 procentpunt (2021-2025) en 1,0 procentpunt (2026-2030), terwijl respectievelijk 0,8 en 1,1 procentpunt vereist zijn. Wanneer alle componenten worden meegeteld, stijgt het aandeel naar 13,5% in 2025 en 20,6% in 2030, een jaarlijkse toename van 0,9 procentpunt (2021-2025) en 1,4 procentpunt (2026-230), waarmee de doelstelling wel wordt bereikt. De indicatieve doelstelling voor extra toename hernieuwbare warmte uit Annex IA van de RED III om in de gehele periode 2021-2030 uit te komen op een groei van het aandeel hernieuwbare warmte van 1,9 procentpunt per jaar is met het huidige beleid niet haalbaar.
Warmtepompen en groen gas
Om de RED III-doelstellingen te halen, ligt het grootste potentieel bij een toename van de inzet van warmtepompen en groen gas. De inzet van warmtepompen kan worden verhoogd door in bestaande woningen en gebouwen bij ketelvervanging meer (hybride) warmtepompen te plaatsen. Daarnaast is er nog een groot potentieel voor toepassing van warmtepompen in de industrie. Voor extra groen gas is een grotere groei van productie van groen gas noodzakelijk.
Monitoring hernieuwbare koude, restwarmte en elektrificatie
Om hernieuwbare koude, elektrificatie en restwarmte mee te kunnen nemen in de berekening van het aandeel hernieuwbare warmte is extra monitoring noodzakelijk. CBS moet deze componenten gaan monitoren, maar er zijn nog onduidelijkheden over definities en rekenmethodes. Voor hernieuwbare koude is nog geen standaard methodiek beschikbaar. Voor elektrificatie in de industrie is de discussie recent opgestart. Bij restwarmte is onduidelijk onder welke voorwaarden deze mag meetellen, waarbij de Europese Commissie aangeeft dat aangetoond moet worden dat deze onvermijdbaar is. Deze vragen over berekeningsmethodes en nieuwe dataverzameling zorgen voor onzekerheden in de ramingen.