Energietransities in Nederland door twee eeuwen heen
Van turfsteken tot windmolenparken in zee
In 1800 was turf in Nederland de belangrijkste brandstof. Hoe is dit ontwikkeld tot aan de huidige tijd met windmolenparken? In dit overzicht wordt de geschiedenis van de energietransities van 1800 tot 2024 op een rijtje gezet.
Downloads
Energietransitie in Nederland Tijdlijn Historische EnergieTurf
Al in de Romeinse tijd werd turf als brandstof gebruikt, maar de turfwinning nam pas echt een vlucht in de Middeleeuwen. Hout werd te schaars om de groeiende bevolking van brandstof te voorzien en turf werd voor zowel huishoudens als de nijverheid een belangrijke brandstof. De grootste veengebieden waren te vinden in Groningen en Drenthe, maar ook langs de kust waren gebieden waar turf werd gewonnen.
Water- en windmolens
Windmolens zijn uiteraard niet nieuw in het Nederlandse landschap. Al in de Middeleeuwen kwamen na de watermolens ook windmolens in beeld om energie op te wekken om industriële producten te maken. Hoewel cijfers ontbreken is duidelijk dat ook turf belangrijk bleef: het leverde een grote bijdrage aan de ontwikkeling van Nederland in de 18e eeuw.
Steenkool
In de 19e eeuw verliest turf zijn koppositie als brandstofleverancier. Steenkool is in grote hoeveelheden te delven en bovendien goedkoper. Steenkool is de brandstof voor de industrialisatie: we kennen allemaal de beelden van de stoommachines en stoomtreinen. Die industrialisatie zorgde rond 1850 voor een grote toename in de vraag naar steenkool. In 1900 groeide het aantal steenkoolmijnen in Zuid-Limburg flink.
Sluiting van alle steenkoolmijnen
Tot en met de jaren’50 bleef steenkool een belangrijke brandstof. Steenkool speelde onder andere een grote rol in de wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog en veel huizen werden in die tijd met kolenkachels verwarmd. De toevoer van goedkopere kolen uit de Verenigde Staten zorgde er echter voor dat de Zuid-Limburgse mijnen steeds minder rendabel werden. In 1965 werd de sluiting van alle Nederlandse steenkoolmijnen aangekondigd. De laatste mijn sloot in 1974.
Aardgas
Op 29 mei 1959 werd in de buurt van Slochteren het eerste Groningse gas ontdekt. Al snel werd besloten om alle Nederlandse huishoudens aan te sluiten op aardgas. Het maakte het leven ook makkelijker: in tegenstelling tot steenkool hoefde je aardgas niet aan te vullen, kwam er geen rook vrij en was er geen afval (as). Bovendien werd aardgas goedkoper dan steenkool.
In 1964, vijf jaar na de vondst in Slochteren, maakte aardgas nog maar 2 procent van het totale energieverbruik in ons land uit. Dit veranderde snel: in 1974 was de helft van alle in Nederland verbruikte energie van aardgas afkomstig. En niet alleen Nederland maakt hier gebruik van: het gasveld in Slochteren voorzag ook de landen om ons heen van gas.
Tegengeluiden
Begin jaren zeventig kwamen de eerste tegengeluiden die wezen op de gevolgen van het gebruik van olie en aardgas. Onder andere de Club van Rome wees op problemen zoals bevolkingsgroei, industrialisatie, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en vervuiling. Zij brachten een aantal alarmerende rapporten uit, waarvan ‘De grenzen aan de groei’ uit 1972 het meest bekend is.
De oliecrisis van 1973 en de toenemende aandacht voor het uitputten van bronnen zorgde voor het eerste beleid dat zich richtte op energiebesparing. Met name in woningen en in de transportsector is het specifieke energieverbruik sinds 1973 afgenomen. Ook de dienstensector en de industrie zijn efficiënter in de omgang met energie geworden.
Energietransitie
In 2019 werd in Nederland het nationale Klimaatakkoord
Aandeel van fossiele en niet-fossiele energiedragers in het energieverbruik
Tijdlijn historische energie
Een groot deel van deze beschrijving is ook visueel gemaakt in de Tijdlijn historische energie.
Zie voor meer informatie over de geschiedenis van energie in Nederland ook Geschiedenis van het energieverbruik in Nederland. Geschiedenis van het energieverbruik in Nederland