Scenariostudies
Met energiescenario ’s worden mogelijke ontwikkelingen van een energiesysteem in kaart gebracht en de effecten daarvan bepaald. De uitkomsten zijn gevoelig voor aannames. In deze studie zijn verschillende situaties doorgerekend zoals variaties in investeringskosten voor verschillende technieken, productiepotentieel, bouwtijd en ontwikkelingen in het buitenland. Er wordt verondersteld dat de eerste twee kerncentrales in 2040 in bedrijf kunnen zijn en alle vier in 2050.
Luister voor meer toelichting ook de podcast Scenariostudies uitgelegd (duur: 20 min)
De balans tussen vraag en aanbod blijkt bepalend voor het effect van kernenergie op de kosten van het toekomstig energiesysteem. Bij een hoge energievraag zijn de systeemkosten voor kernenergie en wind op zee grotendeels inwisselbaar. Bij een lagere energievraag vallen de systeemkosten lager uit bij een systeem zonder kernenergie. Dit is wel sterk afhankelijk van de gebruikte scenarioaannames voor zowel wind op zee als kernenergie.
Kernenergie en wind op zee leveren vergelijkbare systeemkosten op
TNO vergelijkt energiesystemen met en zonder kernenergie, waarbij de geproduceerde hoeveelheid elektriciteit gelijk is. Meer ruimte voor kernenergie betekent een lager potentieel voor wind op zee. Het verschil in jaarlijkse systeemkosten in 2050 blijkt slechts 0,01% tot 0,04%. De totale kosten zijn dus vergelijkbaar, maar de kosten verschuiven wel binnen het energiesysteem. Kernenergie verhoogt de benodigde investeringen binnen het elektriciteitssysteem, maar verlaagt kosten elders, bijvoorbeeld in de gebouwde omgeving. Per saldo levert kernenergie een marginale kostenbesparing op.
Extra productiecapaciteit verlaagt systeemkosten
Veranderingen in de potentiële beschikbare productiecapaciteit voor elektriciteit leiden tot andere uitkomsten. Zo dalen de systeemkosten met 1,1 – 1,3 miljard euro per jaar in een scenario met een hoge industriële vraag, waarbij zowel 4 kerncentrales als 9,5 GW additionele capaciteit wind op zee beschikbaar worden gemaakt. In scenario’s met drie kerncentrales (één minder dan het voornemen) stijgen de kosten juist, tot zelfs 4,4 miljard euro per jaar, omdat er aan de vraagkant dure oplossingen nodig zijn om het elektriciteitsgebruik te beperken.
Lagere industriële vraag vergroot systeemkostenverschillen
Een kleinere (basis)industrie en meer import van halffabricaten leiden tot een dalende energievraag waardoor niet alle beschikbare productiecapaciteit nodig is. In dat scenario leidt een keuze voor kernenergie tot 0,8 miljard euro per jaar aan hogere systeemkosten – ofwel 0,7% van de totale kosten. Dit resultaat hangt sterk af van de aannames over de kosten van wind op zee en kernenergie. Bij andere aannames kunnen de extra systeemkosten juist omslaan in een besparing, maar ze kunnen ook nog hoger uitvallen.
Voordelen en nadelen: resultaten in perspectief
Naast de kostenkant, hebben zowel kernenergie als wind op zee andere belangrijke voor- en nadelen. Kernenergie biedt diversificatie, een kleinere ruimtelijke voetafdruk en minder afhankelijkheid van weersomstandigheden. Maar het brengt ook hoge en publieke financiële risico’s en investeringsbehoeften met zich mee, en vraagt om een zorgvuldig beheer van kernafval.
Kernenergie zorgt voor stabielere elektriciteitsprijzen met minder extreme pieken en dalen. In het onderzoek wordt benadrukt dat dit vooral geldt als kerncentrales worden afgeschakeld bij overschotten aan hernieuwbare energie . TNO voerde samen met NRG PALLAS onderzoek uit (PDF) waaruit blijkt dat dit, binnen bepaalde grenzen voor het aantal en de duur van deze afschakelmomenten, wel mogelijk is. In deze studie zijn ook de gevolgen onderzocht van de uitbreiding van de kernenergiecapaciteit voor de Nederlandse nucleaire infrastructuur. Een toename van de kernenergiecapaciteit zal zowel de vraag naar kernbrandstof doen toenemen als grotere inspanningen op het gebied van kernafvalbeheer vergen.