Regionale monitoring van de energietransitie door een brede welvaartslens
Inventarisatie relevante onderwerpen voor monitoring
De Europese Commissie streeft naar een eerlijke en rechtvaardige energietransitie, waarin geen persoon of regio achterblijft of aan zijn lot wordt overgelaten. Om hier zicht op te houden, is monitoring nodig. Dit onderzoek laat zien hoe een monitoringsinstrument op regionaal en lokaal niveau inzicht geeft in de voortgang en impact van de energietransitie door een brede welvaartslens.
Downloads
Download hier het rapport (PDF)Waarom monitoren op regionaal en lokaal niveau?
Op regionaal en lokaal niveau kunnen monitoringsinzichten bij uitstek een strategische rol spelen in de beleidsvorming en informatievoorziening naar stakeholders, doordat effecten op dit niveau het meest tastbaar zijn. Ook de “trade-offs” (afruilen) tussen bepaalde effecten zijn concreet zichtbaar. Monitoring op regionaal en lokaal niveau kan daarom bijdragen aan de dialoog tussen alle stakeholders in de energietransitie: ervaringen kunnen worden uitgewisseld en er ontstaat een objectieve informatiebasis voor het nemen van verdere actie en eventueel het bijsturen van beleid.
Een geïntegreerde monitoringsaanpak moet:
-
leiden tot inzichten in:
-
voortgang en impact in termen van verminderde uitstoot van broeikasgassen
-
economische impact
-
impact op gezondheid, milieu
-
een eerlijke en rechtvaardige energietransitie: verdeling van effecten tussen groepen in de samenleving (betaalbaarheid voor zowel particulieren als bedrijven)
-
-
eventuele (onbedoelde) bijeffecten van klimaat- en energiebeleid
identificeren -
verdere actie stimuleren
-
bijsturen waar dat nodig mocht zijn.
Rotterdam als voorbeeld
In dit project heeft TNO samengewerkt met de afdeling Duurzaam van de Gemeente Rotterdam. Daarbij is specifiek gekeken naar:
-
het ontwerp van een relevant monitoringsinstrument om de voortgang en impact van de energietransitie op lokaal niveau (wijken en buurten in de stad) te volgen vanuit een breed welvaartsperspectief;
-
het governance perspectief: hoe kan de informatie die het monitoringsinstrument oplevert, worden gebruikt voor het evalueren en bijsturen van beleid?
Beide punten dragen gezamenlijk bij aan ‘evidence based policy making’ en geïnformeerde besluitvorming.
Na gesprekken en bestudering van beleidsdocumenten komt TNO met een selectie van relevante onderwerpen voor een monitoringsinstrument. Dit zijn onder andere (zie ook figuur 1):
-
Energiearmoede
-
verdeling van maatschappelijke kosten en baten
-
bedrijvigheid en arbeidsmarkt (inclusief opleiding en talentontwikkeling)
-
luchtkwaliteit
-
gezondheid
-
kwaliteit van de leefomgeving
-
wooncomfort
Deze onderwerpen hebben een directe relatie met het Rotterdamse Raadsakkoord Energietransitie, het Klimaatakkoord
Vertaling Rotterdam naar andere lokale monitoring
De impactcategorieën uit het Rotterdamse Raadsakkoord Energietransitie (de onderwerpen aan de linkerzijde van de figuur) vormden het vertrekpunt. Aan de rechterzijde van de figuur zijn relevante aanvullende onderwerpen voorgesteld:
-
investeringskosten (uitgesplitst naar overheid, bedrijven en huishoudens)
-
besteedbaar inkomen van huishoudens
-
hoogte van de energierekening (en jaarlijkse besparingen)
-
woningwaarde ontwikkeling
-
belastinginkomsten en -uitgaven.
Met de toevoeging van deze onderwerpen wordt het mogelijk om de impact van klimaatbeleid
Voortgangsindicatoren en impactindicatoren
Als vervolgstap voor Rotterdam adviseert TNO om het monitoringsinstrument concreet te vullen met voortgangsindicatoren en impactindicatoren. Voortgangsindicatoren worden direct gekoppeld aan beleidsdoelen (zoals “aantal woningen aardgasvrij per 2030”, “aantal woningen met minimaal energielabel C in 2025”). Het doel van voortgangsindicatoren is om de realisatie en de ‘afstand tot de eindstreep’ te volgen. De impactindicatoren relateren direct aan (verwachte) uitkomsten van beleidsinterventies, uitvoeringsprogramma’s en projecten (eerste-orde-effecten). Impactindicatoren omvatten alle uitkomsten die logischerwijs samenhangen met de concrete interventies, uitvoeringsprogramma’s en projecten. Dit kunnen zowel bedoelde als onbedoelde effecten zijn.