Analyse beprijzing van broeikasgasemissies
Beprijzing in verhouding tot aangerichte klimaatschade
De overheid probeert de uitstoot van broeikasgassen te verlagen met diverse beleidsinstrumenten, waaronder financiële instrumenten die de uitstoot beprijzen. Sommige instrumenten zorgen voor een expliciete prijs van broeikasgasemissies, zoals bijvoorbeeld het EU ETS, andere geven emissies impliciet een prijs, bijvoorbeeld via belastingen op energieverbruik. Wie betaalt hoeveel voor welke broeikasgasuitstoot? En staat dat in verhouding staat tot de aangerichte klimaatschade?
Downloads
Klimaatverandering in de prijzen - updateEerder verscheen Klimaatverandering in de prijzen (2021) met een analyse van de cijfers van het jaar 2018. Dit onderzoek is een actualisatie voor het jaar 2021, waarin ook een vergelijking is gemaakt met 2018. In de tussenliggende jaren is er veel veranderd. Zo heeft EU-beleid invloed op de effectieve CO2-prijs die geldt voor verschillende energiegebruikscategorieën binnen sectoren. Daarnaast verandert ook de inzet van energie van jaar op jaar.
Impliciete en expliciete beprijzing broeikasgasemissies
In het onderzoek zijn zowel impliciete als expliciete beprijzing van broeikasgasemissies opgenomen.
Impliciete beprijzing broeikasgasemissies:
- Belasting op energie
- Opslag duurzame energie
(ODE) - Belasting op biomassa
Expliciete beprijzing broeikasgasemissies:
- ETS geveild
- ETS gratis
- Industrieheffing
Analyse beprijzing
De beprijzing van de CO2-emissies in de sectoren Elektriciteit en Industrie vindt plaats via het EU-ETS en, in mindere mate, via de belasting op elektriciteit. Gemiddeld is de ETS-prijs in 2021 ruim drie keer zo hoog als in 2018. Tegelijkertijd is de uitstoot die onder het EU-ETS valt met ongeveer 15 procent afgenomen. Industrie
Het beprijzingsinstrumentarium voor de industrie is verder uitgebreid met de CO2-heffing onder de EU-ETS. Doordat er veel dispensatierechten zijn uitgegeven, heeft dit nu nog geen effect op de reikwijdte van de CO2-beprijzing in het algemeen. Deze dispensatierechten zijn bewust ingevoerd om de industrie de tijd te geven om emissiereducties door te voeren. In de komende jaren zal de CO2-heffing verder stijgen en worden de dispensatierechten afgebouwd.
De sectoren Verkeer en Gebouwde Omgeving worden met name indirect beprijsd. Dit gebeurt onder andere via de belastingen op energieproducten (accijnzen op minerale oliën in het verkeer en belasting op aardgas in de gebouwde omgeving). In de gebouwde omgeving is de effectieve CO2-prijs in 2021 met 50% gestegen ten opzichte van 2018. Dit komt doordat de tarieven van de energiebelasting en de ODE op aardgas in de eerste belastingschijf hoger zijn geworden. De toename van de effectieve CO2-prijs bij verkeer is beperkt, omdat de tarieven daar minder zijn gestegen. Transport Gebouwde omgeving
Beprijzing ten opzichte van klimaatschade
De effectieve CO2-prijzen zijn in het rapport vergeleken met de in geld uitgedrukte schade door klimaatverandering. Dit wordt uitgedrukt in het klimaatbeprijzingstekort.
In onder andere de sectoren verkeer en gebouwde omgeving bestaat er op het eerste gezicht helemaal geen klimaatbeprijzingstekort: in die sectoren is de effectieve prijs (veel) hoger dan de klimaatschade. In andere sectoren, zoals de industrie en landbouw, is er juist een stevig tekort. Dit komt doordat bepaalde grondslagen onbelast blijven. Als het gaat om het gebruik van fossiele energiedragers als grondstof, waarbij de koolstof dus in het product blijft, wordt dit gecorrigeerd doordat de uitgestelde emissie later – in de afvalfase – alsnog wordt belast. Voor ander gebruik is het gebrek aan beprijzing wel relevant. Ook bij verkeer valt een stevig tekort op. In deze sector hangt dit met name samen met het onbeprijsd blijven van bunkerbrandstoffen.
Het klimaatbeprijzingstekort in de sectoren elektriciteit en industrie is afgenomen. Bij verkeer is het klimaatbeprijzingsoverschot voor het beprijsde deel van de uitstoot iets afgenomen. Dat komt doordat de effectieve CO2-prijs in die sector minder sterk is toegenomen dan de klimaatschade. Het algehele beeld van de klimaatbeprijzing komt voor een groot deel overeen met 2018: een fors beprijzingsoverschot bij de gebouwde omgeving en het deel van de elektriciteitsproductie waarop de energiebelasting van toepassing is, en flinke tekorten in de sectoren industrie, verkeer en landbouw.
Beprijzing ten opzichte van klimaatschade, luchtverontreiniging en externaliteiten
In het onderzoek is naast klimaatschade ook nog specifiek een analyse gemaakt waarbij de schade door luchtverontreiniging en externaliteiten (o.a. ongevallen, geluidsoverlast en congestie) die zijn gerelateerd aan verkeer zijn meegenomen. Net als in 2018 blijkt het beprijzingstekort met name in de industrie en de landbouw dan nog groter dan op grond van alleen de klimaatschade wordt vastgesteld. De hogere ETS-prijs zorgt in 2021 wel voor een minder groot beprijzingstekort dan in 2018 voor een groot deel van de uitstoot bij elektriciteit en de industrie. Met name voor de kolengestookte elektriciteitscentrales is het beprijzingstekort nog maar beperkt.
Bij verkeer is er een verschil tussen dieselverbruik en benzineverbruik. Bij het dieselverbruik is het beprijzingstekort in 2021 toegenomen, terwijl het beprijzingsoverschot bij het benzineverbruik juist minder groot is geworden. Hoewel voor benzine de belasting hoger is dan de klimaatschade, is er sprake van een groot tekort als ook andere externaliteiten in de verkeerssector worden meegenomen. In de gebouwde omgeving is dit niet terug te zien: de verhoging van de tarieven in de energiebelasting op aardgas zijn sterker gestegen dan de externe schade.