Warmte en koude
Laatst gewijzigd op:
Diensten en huishoudens, die samen de gebouwde omgeving vormen, zijn goed voor 37% van het finale energieverbruik in Nederland. Ongeveer 60% daarvan wordt gebruikt voor ruimteverwarming (Monitor Verduurzaming Gebouwde Omgeving 2022). Het aandeel van de koudevraag hierin is op dit moment nog onbekend, maar de verwachting is dat deze zal groeien. Om de warmte- en koudevraag te verduurzamen moet warmte in de winter zo goed mogelijk worden vastgehouden en ervoor worden gezorgd dat gebouwen in de zomer niet te veel opwarmen. De resterende warmte- en koudevraag moet vervolgens worden geleverd via hernieuwbare bronnen. Verschillende beleidsmaatregelen stimuleren de verduurzaming van de warmte- en koudevraag.
De huidige warmtevraag
Er is nog weinig bekend over de koudevraag
De beste manier om de warmte- en koudevraag
Ook door nachtventilatie (als het buiten kouder is dan binnen) kan de woning goed worden gekoeld. Dit effect kan worden versterkt als er veel groen in de omgeving van de woning is. Zie Milieucentraal en TNO voor tips om opwarming te voorkomen en de airco efficiënt te gebruiken.
De resterende warmte- en koudevraag moet zoveel mogelijk worden ingevuld door hernieuwbare energiebronnen. De mogelijke bronnen voor hernieuwbare warmte en koude zijn divers: geothermie, omgevingswarmte uit lucht en water (aquathermie) door toepassing van warmtepompen, zonthermie (winning van zonnewarmte), restwarmte en biobrandstoffen (variërend van houtige biomassa tot biogas). Diverse hernieuwbare warmtebronnen kunnen een betrouwbaar potentieel bieden voor warmte- en koudelevering, al dan niet in combinatie met seizoensopslag.
Geothermie (aardwarmte)
Zonne-energie
Biomassa
Biogas
Momenteel worden de warmte- en koudevraag vaak apart beschouwd, maar het is efficiënter om ze integraal mee te nemen in de transitie. Er zijn verschillende mogelijkheden om een warmtevraag
In overeenstemming met de Europese Klimaatwet voor de gebouwde omgeving is in het voorjaarspakket (2023) bepaald dat de emissies van de gebouwde omgeving in Nederland in 2030 tot 13,2 megaton CO2-eq moeten worden gereduceerd (bron: KEV (PDF)). Om dit doel te bereiken is 9,3 miljard euro vrijgemaakt voor klimaatuitgaven voor de gebouwde omgeving: 3,0 miljard euro voor het Nationaal Isolatieprogramma, 1,9 miljard euro voor de subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA), 1,4 miljard euro voor de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) en 0,9 miljard euro voor de stimulering van hybride warmtepompen in de bestaande bouw (bron: KEV).
De Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE (PDF)) stimuleert zowel isolatie als efficiënte verwarmingsinstallaties. Het totale ISDE-budget voor de periode 2023- 2030 is 4,4 miljard euro. Een vergelijkbare regeling is er voor VvE’s: de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE (PDF)): 48,5 miljoen tot en met 2027. Bovendien kunnen woningeigenaren (zowel particulier als VvE) en scholen via het Nationaal warmtefonds gebruik maken leningen tegen een gunstige rente of zelfs rentevrije leningen.
De overheid heeft daarnaast verschillende concrete eisen gesteld om de verduurzaming van de gebouwde omgeving te versnellen. Zo gaat in 2026 een energieprestatie-eis gelden waardoor bij vervanging van een cv-ketel moet worden overgestapt op een substantieel efficiënter alternatief, zoals een hybride warmtepomp of een warmtenet. En er is aangekondigd dat alle huurwoningen, zowel sociaal als particulier, vanaf 2029 niet meer verhuurd mogen worden als ze niet minimaal label D hebben. Voor nieuwbouwwoningen geldt sinds 1 januari 2021 een nieuwe indicator voor eisen aan de energieprestatie: TO-juli. Deze indicator geeft het risico weer op temperatuuroverschrijding in de maand juli. Als de berekende waarde te hoog is, zijn aanpassingen aan het ontwerp nodig.
In de dienstensector wordt extra emissiereductie verwacht door de aanscherping en betere handhaving van de energiebesparingsplicht, de uitfasering van de slechtste energielabels, de DUMAVA-subsidieregeling en extra budget voor verduurzaming van Rijksoverheidsvastgoed.
Lees hier meer over verduurzaming in de gebouwde omgeving >> Gebouwde omgeving
Er is nog weinig bekend over in hoeverre de koudevraag
Airco’s gebruiken elektriciteit wat leidt tot een toename in de energievraag en, afhankelijk van de energiebron, meer CO2-emissies. Airco’s kunnen op warme dagen voor een piekvraag voor koeling zorgen en mogelijk capaciteitsproblemen opleveren voor het elektriciteitsnet. Beperkt en efficiënt gebruik van de airco is daarom belangrijk.
Aantal in gebruik zijnde lucht-lucht warmtepompen in de gebouwde omgeving
In plaats van verbranding van aardgas in ketels kunnen elektrische warmtepompen worden gebruikt voor de verwarming van gebouwen. Ze kunnen omgevingswarmte uit de buitenlucht, de bodem of uit water halen. Vervolgens kan deze warmte worden opgewaardeerd in temperatuur en afgegeven aan de binnenlucht van het gebouw (in geval van de water-lucht en lucht-lucht warmtepompen) of aan circulerend water in verwarmingssystemen (de bodem/water-water en lucht-water systemen).
Het geïnstalleerde vermogen aan warmtepompen in Nederland neemt toe (CBS), met name bij lucht-lucht warmtepompen (airco’s). Een hybride warmtepomp kan uitkomst bieden als de isolatiewaarde van een woning onvoldoende is. Het gasverbruik wordt daarmee al gauw gehalveerd.
Op dit moment liggen de grootste belemmeringen voor de verdere opschaling van warmtepompen bij het installatieproces door hoge installatiekosten en weinig gekwalificeerde installateurs. Ontwikkelingen van plug & play-systemen voor warmtepompen zijn daarom cruciaal. Deze vergemakkelijken het installatieproces waardoor de kosten omlaag kunnen en er minder arbeidskrachten nodig zijn (zie ook Trends technologische verduurzamingsopties voor de gebouwde omgeving). Trends technologische verduurzamingsopties voor de gebouwde omgeving
Totaal geïnstalleerd thermisch vermogen van warmtepompen (megawatt)
De traditionele warmtenetten die momenteel in Nederland liggen, zijn voornamelijk hoge- (>75 °C) en middentemperatuurnetten (55-75 °C). Ze worden voornamelijk gevoed door aardgas, restwarmte uit de industrie en elektriciteitssector, warmte uit afvalverbranding en biomassa. Bij deze typen netten is er een constant aanbod van warmte. Het nadeel hiervan is dat er naast distributieverliezen ook warmte verloren gaat als er geen vraag is. Zeker in zomermaanden, wanneer de warmtevraag
Er zijn ook systemen beschikbaar op lagere temperaturen, waardoor verliezen sterk worden gereduceerd. Bronnetten of zeer lage temperatuurnetten (<30 °C) maken gebruik van warmte-koudeopslag (WKO), aquathermie en (bodem)warmtewisselaars. De lage temperatuurwarmte wordt met een centrale warmtepomp opgewaardeerd tot 70 °C of met individuele warmtepompen tot 45 – 60 °C. Er wordt momenteel veel gesproken over lage temperatuur (LT-) (30 – 55 °C) netten, maar deze netten worden op dit moment vrijwel uitsluitend bij nieuwbouwprojecten aangelegd. Lagetemperatuurnetten bieden voordelen ten opzichte van midden- en hogetemperatuurnetten:
- De mogelijkheid om meer duurzame bronnen te ontsluiten
- Betere energie-efficiëntie door minder warmteverlies en een beter rendement van de warmtepomp (wat ook het elektriciteitsnet ontlast)
- Het biedt meer kansen voor de combinatie met grootschalige warmteopslag en daarmee voor flexibiliteit in het elektriciteitsnet
- Optie tot koeling naast verwarming
60% van de woningen is nu al LT-ready is en kan zonder aanpassingen met lage temperatuur verwarmd worden ().
In het Klimaatakkoord
Bodemenergiesystemen en koudenetten kunnen ook voor koeling gebruikt worden. De huidige WKO-systemen en koudenetten leveren vooral koude aan de dienstensector. Naar schatting gaat het in de gehele dienstensector momenteel om 7 PJ elektriciteitsverbruik voor ruimtekoeling.
Warmteopslag kan potentieel een grote bijdrage leveren aan de energietransitie
Er zijn verschillende technieken voor warmteopslag:
- Voelbare warmteopslag (Thermal Energy Storage) in water (meestal temperaturen tussen de 0-100 °C) of in vloeibaar zout, olie, zand, steen, keramiek (meestal temperaturen tussen de 100 en 1000 °C)
Opslag in water wordt al toegepast voor grotere projecten (groter dan gebouwniveau), bijvoorbeeld in (on)diepe aquifers, mijnen, putten en watertanks. Bij bodemenergie wordt voelbare warmteopgeslagen in een ondergrondse waterlaag. Het is een mix van opwekking en opslag met als voordeel dat het ook koude kan leveren (zie ook nl).
Hoge temperatuuropslag is warmteopslag vanaf zo’n 50 graden en is in ontwikkeling. In diverse pilots wordt nu gericht op dieptes van minstens 150 meter onder de grond. De opslag is bedoeld op de schaal van een wijk. - Latente warmteopslag in faseovergangsmaterialen
Faseovergangmaterialen (PCM) geven energie af of nemen energie op bij verandering van de fase, bijvoorbeeld van vast naar vloeibaar. PCM’s komen net op de markt en zijn een interessante technologie om warmte op te slaan die ook in bouwmaterialen zou kunnen worden toegepast. - Warmteopslag in thermochemische materialen
Thermochemische materialen moeten nog verder doorontwikkeld worden, maar kunnen interessant zijn, omdat ze warmte verliesvrij kunnen opslaan door gebruik te maken van een chemische reactie tussen een zout en water. - Warmteopslag in metalen (redox)
Metaal oxideert als het in contact komt met zuurstof en dan komt er warmte vrij. Dat oxidatieproces kan weer worden teruggedraaid als er waterstof aan wordt toegevoegd, waardoor er weer energie wordt opgeslagen.
Sinds 1998 meet EurObserv’ER de inzet van hernieuwbare energie